Na een paar maanden leesonderwijs in groep 3 kunnen de meeste kinderen letters goed koppelen aan klanken en kort daarna hoeven ze niet meer letter voor letter te lezen (te spellen), maar hebben ze geleerd het woordje in één keer te herkennen. Als dat eenmaal vanzelf gaat (= geautomatiseerd is in de hersenen) gaat een kind vlot vooruit met technisch lezen.
Bij ± 3 % van de kinderen blijft het verwerken van de klanken een probleem geven (= automatiseringsprobleem). Als, ondanks extra inspanning en extra begeleidingen van school het kind onvoldoende vooruit gaat, dan is het raadzaam om een individueel dyslexie-onderzoek te doen.
Dyslexie is een stoornis in het lezen en/of in het spellen van woorden. Het is een hard-nekkig probleem. Ondanks extra oefenen, blijven de problemen bestaan. Dus dyslexie is dus een hardnekkig probleem bij het aanleren en toepassen van lezen en (of) spelling.
Vast staat dat er sprake is van een erfelijke factor. M.a.w. het is herkenbaar in de familie: vader of moeder, of opa of oma, of neefjes of nichtjes, of tantes of ooms hebben het ook.
Om dyslexie vast te kunnen stellen, moet het kind al bezig zijn met letters en met lezen en schrijven. Echter in groep 2 zijn er al signalen zichtbaar, waar kinderen met dyslexie last van hebben, bijv.:
Op zijn vroegst kun je echter eind groep 3 dyslexie-onderzoek doen, omdat het kind al moet kunnen lezen en spellen en schrijven om dyslexie te kunnen vaststellen.